
Jurisprudentie
AP0375
Datum uitspraak2004-05-28
Datum gepubliceerd2004-06-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200403217/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2004-06-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200403217/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
2.2. Het verzoek strekt ertoe te bewerkstelligen dat de door de rechtbank getroffen voorlopige voorziening wordt opgeheven, alsmede te voorkomen dat gedeputeerde staten, hangende het hoger beroep, opnieuw op het beroep van Vermaning tegen het besluit van verzoeker van 10 juni 2002 dienen te beslissen.
Uitspraak
200403217/2.
Datum uitspraak: 28 mei 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Bolsward,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 15 maart 2004 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
en
verzoeker.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 juni 2002 heeft verzoeker geweigerd aan [wederpartij] ontheffing te verlenen voor een standplaats op grond van artikel 10 van de (toenmalige) Woonwagenwet.
Bij besluit van 11 maart 2003 heeft het college van gedeputeerde staten van Fryslân (hierna: gedeputeerde staten) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 15 juli 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank), voorzover thans van belang, het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op beroep vernietigd.
Bij besluit van 22 juli 2003, verzonden 13 augustus 2003, heeft verzoeker het besluit van 10 juni 2002 ingetrokken.
Bij besluit van 29 september 2003 hebben gedeputeerde staten, voorzover thans van belang, het tegen het besluit van verzoeker van 10 juni 2002 gerichte beroep van [wederpartij] (wederom) niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 15 maart 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank), voorzover thans van belang, het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op beroep gedeeltelijk vernietigd en de voorlopige voorziening getroffen dat [wederpartij] met twee caravans de standplaats mag behouden op de locatie nabij de Workumertrekvaart te Bolsward.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 15 april 2004, bij de Raad van State ingekomen op 16 april 2004, hoger beroep ingesteld. Voorts heeft verzoeker de Voorzitter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 mei 2004, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. I. van der Meer, advocaat te Leeuwarden, en [wederpartij], in persoon, bijgestaan door mr. S.J.M. Jaasma, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek strekt ertoe te bewerkstelligen dat de door de rechtbank getroffen voorlopige voorziening wordt opgeheven, alsmede te voorkomen dat gedeputeerde staten, hangende het hoger beroep, opnieuw op het beroep van [wederpartij] tegen het besluit van verzoeker van 10 juni 2002 dienen te beslissen.
2.3. De stukken, noch het gestelde ter zitting brengen de Voorzitter tot de overtuiging dat handhaving van de door [wederpartij] ingenomen standplaats gedurende de hoger beroepsprocedure redelijkerwijs niet van verzoeker kan worden gevergd. Evenmin is gebleken dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorziening op grond waarvan gedeputeerde staten hangende de hoger beroepsprocedure niet opnieuw hoeven te beslissen op het beroep van [wederpartij].
2.4. Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat derhalve geen grond. Het verzoek daartoe wordt dan ook afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.Z.C. Koutstaal, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Koutstaal
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2004
383.